Перевод: с английского на нидерландский

с нидерландского на английский

С нидерландского на:
Английский
С английского на:
Нидерландский

het sijpelen

Толкование Перевод

1 seepage

n. het sijpelen, het druppelen, lekkage

seepage

[ sie:pidzj]

1 lekkage ⇒ het sijpelen

2 lekkage ⇒ weggelekt vocht

English-Dutch dictionary > seepage
2 trickle

n. druppelen; stroompje, straaltje
--------
v. druppelen

trickle¹

[ trikl] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 stroompje ⇒ straaltje

2 het druppelen ⇒ het sijpelen

————————

trickle²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 druppelen ⇒ sijpelen

2 druppelsgewijs komen/gaan ⇒ binnendruppelen

♦voorbeelden:

1   milk was trickling out over the table • er sijpelde melk over de tafel

2   the first guests trickled in at ten o'clock • om tien uur druppelden de eerste gasten binnen

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 (laten) druppelen

♦voorbeelden:

1   he trickled the sand through his fingers • hij liet het zand door zijn vingers glijden

English-Dutch dictionary > trickle
3 permeation

n. doordringing; het sijpelen; verspreiding; diffusie

English-Dutch dictionary > permeation
4 ooze

n. modder, slik (op bodem van rivier); stroompje
--------
v. bubbelen; sijpelen; uitlekken (van informatie)

ooze¹

[ oe:z] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 modder ⇒ slijk, drab

————————

ooze²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 (binnen/door/in)sijpelen ⇒ doordringen, druipen, druppelen

2 (uit)zweten ⇒ vocht afscheiden, lekken; 〈 in het bijzonder〉 bloed opgeven

♦voorbeelden:

1   ooze out of/from • sijpelen/lekken uit

¶ his courage oozed away • de moed zonk hem in de schoenen

     ooze out • uitlekken 〈 van geheim〉; 〈 slang〉 wegsluipen

     ooze with • druipen/doortrokken zijn van

     his letter oozed with hatred • zijn brief zat vol hatelijke toespelingen

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 afscheiden ⇒ uitwasemen; 〈 figuurlijk〉 druipen/blaken van, doortrokken zijn van, uitstralen

♦voorbeelden:

1   her voice oozed sarcasm • er klonk sarcasme in haar stem

     they ooze self-importance • de verwaandheid druipt van hen af

English-Dutch dictionary > ooze
5 course

n. baan, weg; richting; cursus; portie; serie; laag
--------
v. loop, koers, gang; konijnenjacht

course¹

[ ko:s] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 loop ⇒ (voort)gang, duur

2 koers ⇒ richting, route

3 manier ⇒ weg, (gedrags)lijn

4 cursus ⇒ curriculum

5 cyclus ⇒ reeks, serie

6 〈 sport〉 baan

7 〈 culinaria〉 gang

8 〈 medicijnen, geneeskunde〉 kuur

9 〈 bouwkunst〉 (metsel)laag

10 〈 scheepvaart〉 onderzeil

♦voorbeelden:

1   the course of events • de loop der gebeurtenissen

     the river has changed its course • de rivier heeft zijn loop verlegd

     run/take its course • zijn beloop hebben, (natuurlijk) verlopen

     your illness must run its course • je zal het moeten uitzieken

     in the course of • in de loop van

     in (the) course of time • op den duur, mettertijd

2   stay the course • tot het eind toe volhouden

     off course • uit de koers

     on course • op koers

3   there was no other course of action open to us • er stond ons geen andere weg open

4   an English course • een cursus Engels

5   course of lectures • lezingencyclus

8   course of drugs • geneesmiddelenkuur

¶ of course • natuurlijk, vanzelfsprekend

     〈 verkorting van of course, informeel〉 course! • tuurlijk!, vanzelf!

→ due due/

————————

course²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 stromen ⇒ sijpelen, vloeien

2 (met honden) jagen

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 met honden jagen op 〈 in het bijzonder hazen〉

English-Dutch dictionary > course
6 percolate

v. filtreren, doorsijpelen, doordringen

percolate

[ pə:kəleet] 〈zelfstandig naamwoord: percolation〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 sijpelen 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ (door)dringen, vloeien

2 filteren ⇒ door een filter lopen

♦voorbeelden:

2 wait until the coffee has percolated • wacht tot de koffie doorgelopen is

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 doorsijpelen

2 filteren ⇒ met een percolator zetten 〈 in het bijzonder koffie〉

♦voorbeelden:

1 water percolated the sand • het zand werd met water doorsijpeld

English-Dutch dictionary > percolate
7 soak

n. weken; zuippartij, -lap (slang)
--------
v. weken, inweken; opzuigen, in de week zetten, kleddernat maken; doordringen; doordruppelen; uitwringen

soak¹

[ sook] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 week ⇒ het nat maken

2 〈 slang〉 zuipschuit

♦voorbeelden:

1   in soak • in de week

————————

soak²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 sijpelen ⇒ doortrekken

♦voorbeelden:

1   soak through the paper • het papier doordrenken

→ soak in soak in/

II 〈 onovergankelijk en overgankelijk werkwoord〉

1 weken ⇒ in de week zetten/staan

♦voorbeelden:

1   soak off • losweken

III 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 doorweken ⇒ (door)drenken

2 (onder)dompelen

3 afzetten

♦voorbeelden:

1   soaked to the skin • doornat

     soaked through • kletsnat

2   soak oneself in • zich verdiepen in

3   soak the rich • de rijken plukken

→ soak up soak up/

English-Dutch dictionary > soak
8 soaking

n. het weken/sijpelen/doortrekken

soaking¹

[ sooking] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 doorweekt

————————

soaking²

〈 bijwoord〉

1 door en door

♦voorbeelden:

1 soaking wet • doorweekt

English-Dutch dictionary > soaking

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

het sijpelen

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

het sijpelen

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: